Deel 2 interview met Ed en Sonja Gubbels

Deel 1 van het interview sloot Ed af met het feit dat hij gelukkig wordt van de “roep” van de vroedmeesterpad bij zonsondergang.

Gelukkig wordt Ed eveneens van de vuurvliegjes (glimwormen) die hij onlangs op zijn perceel aantrof. “Dé bevinding van dit jaar! Zowel de grote als de kleine glimworm hebben we gesignaleerd, en dat is bijzonder, want met name kleine glimwormen zijn heel kritisch op het gebied waar ze zich vestigen.” Hetzelfde gevoel had de voormalig ecoloog een aantal jaar geleden, toen hij de Spaanse vlag aantrof. “Een zeer zeldzame nachtvlinder”, legt hij uit. “Die voor voortplanting vochtig gebied nodig heeft en zich voedt met koninginnekruid.”

Waarom zit een soort hier?

Voor bovenstaande voorbeelden, maar feitelijk voor alle soorten, geldt dat het leefgebied optimaal moet zijn om te (over)leven en voortplanten. “Wanneer je een nieuwe soort aantreft”, adviseert Ed, “kijk daarom dan eerst naar waaróm die soort er zit. En bekijk vervolgens hoe je ervoor kunt zorgen dat die soort blíjft. Glimwormen bijvoorbeeld, voeden zich met slakken. En waar zitten slakken graag? Juist, in vochtig gebied! Door een dam aan te leggen, hebben we het grasland daarom natter gemaakt, waardoor de wijngaardslak hier nu volop zit, en dus ook de vuurvliegjes. En door extra land aan te kopen, hebben we meer leefgebied en koninginnekruid gecreëerd voor de Spaanse vlaggen.”

Tip:
‘Maak een hoekje met een paar tuinstoelen en gun jezelf regelmatig de tijd om hier in alle rust te bekijken wat er allemaal leeft. Dat is namelijk vaak meer dan je denkt en wanneer je letterlijk één wordt met de natuur, zul je versteld staan van wat er op jouw perceel floreert.’

Geen natuurtuin

Het is de kunst om een landschap zo in te richten, dat het recht doet aan de biodiveristeit, vertelt Ed, “maar dat het geen natuurtuin wordt. Door die hoogte- en temperatuurverschillen te creëren, maar ook door ‘bij je leest’ te blijven.” Hiermee bedoelt hij dat je niet iets moet willen aantrekken dat er van nature niet leeft of groeit. “Zet een vroedmeesterpad die in Frankrijk leeft niet bij een Limburgse poel, want dat werkt in de praktijk gewoonweg niet. En zaai niet iets in waarvan je niet weet of het van nature in het gebied voorkomt. Wanneer je gaat inzaaien, nadat de grond verarmd is, kijk dan naar bloemrijke (beheerde) gebieden in de omgeving en ga daar op door.” Het maaisel is vrij makkelijk te verkrijgen, vertelt hij. “Vraag het gewoon aan de beheerder, zoals Staatsbosbeheer of Natuurbeheer. Zij zijn blij dat ze er vanaf zijn en jij kunt het mooi uitstrooien op je perceel.”

Tip:
‘Je moet het land zo beheren, dat het jou overleeft. Simpel, maar blijvend. Wanneer je hiervoor hele werkploegen nodig hebt, werkt het niet.’

Natuurlijke cyclus

Wanneer je die juiste basis hebt gecreëerd op je perceel, is het zaak om de natuurlijke cyclus haar gang te laten gaan. “Onkruid bestaat niet, zeg ik altijd”, vertelt Ed. “Bekijk alles wat er groeit en leeft dan ook met respect, want alles heeft een functie.” En respecteer jezelf als bevorderaar van de biodiversiteit. “Want je kunt niet alles weten en het meteen perfect doen; het is een on-going leerproces. Ook wij leren nog steeds ieder jaar bij.”

Wanneer je echter aanhoudt ‘niets doen en kijken’, adviseert hij, “kan er heel weinig fout gaan. Wat er groeit en bloeit, bepaalt de natuur zelf. En welke soorten dit vervolgens aantrekt, is een kwestie van afwachten. Het moet letterlijk “binnen komen waaien”. Je kunt soms nog zoveel biodiversiteit hebben gecreëerd, maar toch niet die, bijvoorbeeld, veldparelmoervlinder aantrekken. Omdat ze simpelweg ergens anders is binnengewaaid.” Laat je hierdoor niet ontmoedigen, benadrukt hij. “En zie alles als een cadeau. Je trekt altijd genoeg andere soorten aan, en áls die bijzondere soort dan tóch op een dag komt binnenwaaien, is dat een fantastisch geschenk.”

Wil je nog meer geïnspireerd of geadviseerd worden over hoe je die extra stappen kunt zetten? Ed en Sonja verwelkomen je graag op hun perceel. Stuur een mail naar:  ed.j.gubbels@home.nl

De tips op een rij:

• verarm de grond (maaien en nooit meer bemesten)
• zaai deze na verarming in met bloemmaaisel uit de beheerde omgeving
• zorg voor diversiteit, met hoogte en temperatuurverschillen: hoogstammen, heggen en poelen zijn de basis
• wacht af wat er ‘binnenwaait’ en creëer vervolgens de meest optimale omstandigheden voor soorten om te gedijen en te vermeerderen
• laat de natuurlijke cyclus zijn gang gaan

Tip: maak takkenrillen
Takkenrillen dragen bij aan de biodiversiteit, omdat ze een schuilplaats vormen voor kleine, wilde dieren zoals amfibieën, egels of vogels. Bovendien helpen ze de bodem van te bemesten wanneer het hout en het plantenafval na een tijdje gaan ontbinden.

“Gebruik hiervoor dode takken”, adviseert Ed, “en snoeiafval. Snoei regelmatig, want het langzaam laten groeien van takken zorgt voor veel vertakkingen aan een boom of struik. En hoe meer vertakkingen, hoe meer ruimte voor vogels, zoogdieren, insecten, schimmels en mossen.” Wanneer je de takkenrillen hebt gemaakt en geplaatst, benadrukt hij, “laat dan de natuurlijke cyclus haar gang gaan. Het ‘afvalmateriaal’ vormt een belangrijke biotoop voor onder andere kevers. Laat het vervolgens dus met rust.”

Schrijf u in voor
onze reguliere nieuwsbrief

Selecteer extra themalijst(en) voor specifieke beheertips en blogs

We spammen niet! Lees ons privacybeleid voor meer info.