In het Limburgse Geuldal troffen studenten tijdens hun onderzoek naar wilde bijen een hommel aan met een wel heel afwijkende kleur. Bijendeskundige Ivo Raemakers bevestigde dat het ging om de boshommel (Bombus sylvarum). Ooit was de boshommel algemeen voorkomend in Nederland, maar sinds 1950 zijn er slechts enkele waarnemingen geweest. De laatste zekere waarneming dateerde alweer van 2007. Gezamenlijke inspanningen om de boshommel in het Limburgse landschap terug te brengen, lijken nu dus te worden beloond.
De boshommel is door studenten Janneke Scheeres en David Kingma waargenomen tijdens een monitoringsonderzoek dat onderdeel is van het initiatief Boshommellandschap Geuldal. Dit is een samenwerkingsverband van elf partijen die natuurgebieden, waterbuffers, wegbermen, akkerranden en heggen in het Geuldal beheren. Het initiatief is niet geheel toevallig vernoemd naar de soort die verdwenen was uit het landschap, maar symbool staat voor biodiversiteitsherstel. Volgens het principe van het Deltaplan Biodiversiteitsherstel, proberen de partijen achter het initiatief om een permanent bloeiend landschap terug te krijgen. Het boshommellandschap richt zich voornamelijk op wilde bijen, maar ook andere soorten profiteren hiervan.
Veerkrachtig
Volgens prof. David Kleijn van Wageningen University & Research, één van de initiatiefnemers van het Boshommellandschap, laat de terugkeer van de boshommel zien dat natuur veerkrachtig is. Kleijn: “De meeste soorten komen al honderdduizenden jaren voor. Die kunnen wel tegen een stootje. Als je de juiste omstandigheden creëert, keren soorten die zich veel door het landschap bewegen vanzelf terug. Het hele landschap moet wel weer geschikt zijn voor deze terugkeer. Dat krijg je eigenlijk alleen voor elkaar door samen te werken, zoals we dat in het boshommellandschap Geuldal doen. Bijvoorbeeld door in natuurgebieden, openbare ruimten en op boerenland meer en langer bloeiende bloemen beschikbaar te maken.”
Bij-vriendelijk beheer
In 2020 is in het gebied voor het eerst bij-vriendelijke beheer ingevoerd. Wegbermen worden bijvoorbeeld later en in fases gemaaid, koeien worden later in natuurgraslanden en waterbuffers geweid, akkerranden worden aangelegd en scheerheggen minder vaak geknipt. Nauwgezette monitoring liet aan het eind van het jaar al een voorzichtige opleving van de bijenpopulatie zien. “Het feit dat de boshommel het nu ook al probeert laat zien dat het gebied veel potentie heeft. Goed beheer op de juiste plekken, vooral tussen de bestaande natuurgebieden, zal er nu voor moeten zorgen dat de soort weer een vaste bewoner van het Geuldal wordt,” aldus mede-initiatiefnemer en bijendeskundige Ivo Raemakers.
Vertrouwen in terugkeer
Het vertrouwen dat de boshommel definitief in het Geuldal kan terugkeren, is volgens de initiatiefnemers vooral gebaseerd op het gegeven dat de soort voor haar voedsel niet afhankelijk is van bijzondere plantensoorten. Rode klaver en dovenetels zijn veelvoorkomende planten en behoren bijvoorbeeld tot haar favorieten. Mede hierdoor is de boshommel in grote delen van Europa nog steeds vrij algemeen, zolang de lokale landbouw relatief kleinschalig is. “Met de veranderingen die nu door het initiatief in gang gezet zijn, kan het tij keren voor de boshommel en vele andere soorten,” aldus David Kleijn. “Deze vondst is in elk geval veelbelovend.”
Natuurrijk Limburg is één van de initiatiefnemers van dit project. Zie ook de projectpagina. Het mooie van onze deelname is dat we een groep enthousiaste ANLb-deelnemers hebben in dit gebied die direct maatwerk beheer kunnen leveren voor bijen en hommels, onder goede kennisbegeleiding van hun veldmedewerker en bovengenoemde bijendeskundigen.
Het Boshommellandschap Geuldal (https://boshommellandschap-geuldal.nl) is een samenwerkingsverband van coöperatie Natuurrijk Limburg, Stichting Limburg Bloeit Op, Waterschap Limburg, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, de gemeenten Valkenburg aan de Geul en Gulpen-Wittem, Stichting het Limburgs Landschap, Provincie Limburg, Waterleiding Maatschappij Limburg en Wageningen University & Research.
Headerfoto: David Kleijn